Misleid door programmamakers Rijdende Rechter

Toen Sandra van de Werd van stichting  Comité Dierennoodhulp gebeld werd door het tv-programma De Rijdende Rechter zei zij direct ‘Nee’ toen haar gevraagd werd om mee te doen met de Rijdende Rechter. Comité Dierennoodhulp was kort daarvoor samen met vijf andere dierenbelangenorganisaties (waaronder o.a. Diervriendelijk Nederland, Zwerfkip & Zo, Dierenrechten Alliantie en stichting Akka’s Ganzenparadijs) flink in het nieuws gekomen vanwege hun protest tegen het doden van kippen in het processiepark in de gemeente Rucphen. Pas toen een redactielid van de Rijdende Rechter vertelde dat er nu ook een nieuw format mogelijk was en het ook slechts om een advies kon gaan dat niet bindend was en de Rijdende Rechter door omroep Max was overgenomen en dat die graag dieren en ouderen een rol erin wilden laten hebben ging zij er open voor staan. In het gesprek dat  daarna volgde werd ook heel duidelijk beloofd dat het slechts om een advies zou gaan. Gek genoeg werd door de redactie de kwestie die behandeld zou worden geheel geënsceneerd of er iets was tussen de ouderen en de dierenbelangenorganisaties. Daar was echter geen  sprake van. De dierenbelangenorganisaties hadden een kwestie met de gemeente Rucphen die de hennen en hanen rucktsichloos had laten doden door een ongediertebestrijdingbedrijf. Er is nooit door de dierenbelangenorganisaties  ontkend dat de ouderen die daar woonden last konden hebben van de vele hanen in het park. Er was in feite helemaal geen kwestie tussen de dierenbelangenorganisaties en de ouderen.  De dierenbelangenorganisaties hebben over zowel de misleiding als over de foute uitspraak een klacht ingediend bij zowel de programmamakers als bij omroep Max directeur Jan Slagter.

Al die tijd gingen de dierenbelangenorganisaties ervan uit dat er een nieuw format zou komen voor deze uitzending. Dat was tenslotte voorgespiegeld en alle uitspraken van de Rijdende Rechter zijn immers altijd bindend….. Het was daarom bevreemdend  dat er in deze zaak een kippendokter en een geluidsdeskundige nodig was terwijl daar helemaal geen strijd over was. Dat Sandra dat niet snapte  heeft zij ook telefonisch laten weten aan de makers. Iedereen kan immers bedenken dat er geluidsoverlast kon zijn en ook de kippendokter had geen enkele toegevoegde waarde. Daar ging de zaak niet om. In feite waren de ouderen en de dierenbelangenorganisaties  het zelfs met elkaar eens en dat bleek ook tijdens de opnames. De kippen hadden niet gedood moeten worden.

 

Stuitend was het dan ook toen bleek dat er  geen sprake van een nieuw format en alles hetzelfde was als in de bindende uitspraken van de Rijdende Rechter. Dat het slechts om een advies ging was zelfs niet te horen in de mondelinge uitspraak en niet te lezen in de schriftelijke officiële uitspraak. Dat is pas later na veel geharrewar met de programmamakers door hen  aangepast.

 

Schandalig genoeg klopt ook nog eens de uitspraak van John Reid niet. Zijn uitspraak kan  grote nare gevolgen hebben voor dieren die toch al het slachtoffer van mensen zijn geworden.  Met verschillende advocaten en  juristen die met dierenzaken te maken hebben, heeft Comité Dierennoodhulp  over de uitspraak van de Rijdende Rechter contact gehad. Eigenlijk zeggen ze allemaal hetzelfde: tenzij je echt 100 procent zeker weet dat deze dieren allemaal gedumpt zijn, zouden gemeenten toch zich in ieder geval  aan de twee weken wettelijk vastgestelde bewaartijd dienen te houden. Ook kippen kunnen namelijk ontvreemd worden of weglopen. Zeker naar een gebied waar al andere kippen zijn. De eigenaar moet de kans krijgen om diens dier terug te krijgen. Alleen als je zeker weet dat al deze kippen geen eigenaar hebben vallen ze mogelijk niet onder artikel 8 lid 3 boek 5 van het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast laten grote steden als Rotterdam, Amsterdam en Den Haag deze dieren wel degelijk onder artikel 8 lid 3 boek 5 van het Burgerlijk Wetboek vallen.

 

Dat alle kippen in het Processiepark gedumpt zijn is een aanname van de Rijdende Rechter. Het is niet aangetoond door camerabeelden of ander bewijsmateriaal. Er staat ook geen hoog fijnmazig hek om het park heen waar de kippen wel overheen gedumpt moeten zijn. Er is niet gezocht naar eigenaren. Laat staan hoe het op andere plekken in Nederland is waar ook dit oordeel van de Rijdende Rechter over gaat.

 

De Rijdende Rechter heeft  daarnaast in zijn uitspraak gehandeld naar de letter van de wet (al zit hij daar ook fout in), maar niet naar de geest van de wet.  Er zijn juist argumenten om in dit geval (en vergelijkbare gevallen) te denken en te oordelen naar de geest van de wet. De bevoegdheid tot verkopen van een dier en het afmaken van een dier staan niet op één lijn.  Primair is daarvoor het argument, dat het hier een levend wezen betreft, dat niet met een „gewone zaak” onder één noemer mag worden gebracht. Indien niet verkoop, doch kosteloos weggeven mogelijk is, is dit laatste boven het afmaken van het dier te prevaleren.

 

Gedumpte dieren worden, als ze buiten de bescherming van artikel 5:8 BW vallen, nog altijd beschermd door de Wet dieren. Dat geeft zelfs de Rijdende Rechter toe. De zorgplicht van artikel 2.1, lid 6, geldt ook voor gemeenten/burgemeesters. Deze kippen  hebben in elk geval hulp nodig tegen de bewoners die ze weg willen hebben. Zeker nu er een alternatief is: om niet overdragen aan de dierenbelangenorganisaties, hoeft doden/afmaken niet de eerste optie te zijn. Het is bovendien onzinnig dat de Rijdende Rechter in zijn uitspraak stelt dat de bepaling van doden van dieren boven de erkenning van de intrinsieke waarde van een dier in de Wet dieren en de zorgplicht wordt gesteld. Dat zou de gehele Wet dieren teniet doen.

 

Toelichting Intrinsieke waarde

Bij het stellen van regels die voortvloeien uit de Wet dieren en bij het nemen van op die regels gebaseerde besluiten, wordt ten volle rekening gehouden met de gevolgen die deze regels of besluiten hebben voor deze intrinsieke waarde van het dier, onverminderd andere gerechtvaardigde belangen. Daarbij wordt er in elk geval in voorzien dat de inbreuk op de integriteit of het welzijn van dieren, verder dan redelijkerwijs noodzakelijk, wordt voorkomen en dat de zorg die de dieren redelijkerwijs behoeven is verzekerd.